Nieuws afbeeldingen
Maatschappij
02 augustus, 2023

"Geen beeld, geen story”. Wetenschappers gecast voor het VRT-nieuws

Zoë Ghyselinck en Nicolas Baeyens interviewen Katy Allaert en Koen Wauters
 

De zevende dag van februari breekt ijzig zonnig aan. Een kunstenaar en een literatuurwetenschapper reizen samen per trein richting Brussel. Jonge Academieleden Nicolas Baeyens en Zoë Ghyselinck zijn onderweg naar de VRT, de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie. In hun reistas: prangende vragen naar de manieren waarop en de redenen waarom wetenschappers en ‘de’ wetenschap in ‘de’ media, en meer in het bijzonder in het nieuws, in beeld worden gebracht. Zij zoeken antwoorden bij Katty Allaert en Koen Wauters, wetenschapsjournalisten van de VRT-nieuwsdienst. 

De interviewers bedanken hun gesprekspartners voor het vrijmaken van hun drukbezette agenda - wetenschappelijke duiding is hier immers bijna dagelijkse kost. We vleien ons neer in de knusse zetels van de nieuwsredactie en mogen onze vragen een uur lang op deze doorwinterde journalisten afvuren. Degelijk en oprecht is de repliek die volgt; helder in hun communicatie het epitheton dat deze journalisten orneert. Tot zover de beeldvorming van de wetenschapsjournalist. Daar zijn we immers niet voor gekomen.

Jullie zijn wetenschapsjournalisten. Wat is jullie functie binnen de VRT-nieuwsredactie?

KW: Ik ben wetenschapsjournalist ‘met een grote brok gezondheid’. Katty is journalist ‘gezondheid en wetenschap’. 

KA:  Ik hou me bezig met gezondheid en zorgstructuren; niet met sterren en planeten.
Wauters: We hebben geen achtergrond in gezondheid, maar moesten ons toch van 2020 tot 2022 om evidente redenen uitsluitend met corona bezighouden. Wij zijn ook de enige wetenschapsjournalisten bij de nieuwsredactie. Wij voeren wetenschappers in de eerste plaats op wanneer zij nieuws brengen. Ik geef een voorbeeld: professor Damya Laoui heeft een doorbraak of een nieuwe publicatie over kanker. Dan gaan we naar haar. Het uitgangspunt is dat er nieuwswaarde moet zijn. Of er is iemand die een link heeft kunnen leggen tussen een darmbacterie en depressie. Dan brengen we dat als nieuws. In het andere geval hebben we extra duiding nodig bij het nieuws, zoals vaak het geval was tijdens de COVID-19-epidemie. Op dat moment gaan we op zoek naar specialisten.

KoenWauters

Op welke manieren zoeken en selecteren jullie een wetenschapper, een specialist om duiding te geven?

KW: In onze fichebak huizen natuurlijk sowieso de vaste waarden, zoals Marc Van Ranst, Erika Vlieghe, en Steven Van Gucht. Lang voor coronatijden interviewde ik Marc Van Ranst over griep. Na afloop bleek dat toen al zijn duizendste interview te zijn… Je hebt altijd mensen in je netwerk die je al kent. Ze zijn bereikbaar en ze kunnen vlot en helder communiceren. ‘Én’, voegt Allaert toe, ‘we doen een beroep op hen, omdat het straffe wetenschappers zijn.’ Wauters beaamt: Expertise en geloofwaardigheid primeren. We zoeken telkens iemand die zijn of haar expertise helder kan vertalen. Dat is sowieso een proces. De meeste wetenschappers groeien hier wel in. Men wordt niet meteen live op radio en tv gegooid. 
KA: Steven Van Gucht, bijvoorbeeld, heeft die helderheid van communiceren van nature. Hij is iemand die, wanneer hij voor een camera staat, spontaan naar de journalist en niet in de camera kijkt. Bovendien rondt hij redeneringen vanzelf goed af. Dat is precies wat wij nodig hebben, zeker in tijden van crisis. Van Gucht is natuurlijk een uitzonderlijk talent. Maar niet getreurd. Je kan dit oefenen, bijvoorbeeld door aan wetenschapscommunicatie te doen voor een groot publiek.

KW: We gaan echter ook altijd breder zoeken. We zijn voortdurend actief op zoek naar nieuwe gezichten, nieuwe stemmen en vooral naar vrouwen. Gisteren was er bijvoorbeeld de aardbeving in Turkije (op 6 februari 2023, nvdr). Tot mijn groot plezier kon ik Katleen Wils, geoloog en seismoloog van de Universiteit Gent interviewen. Zij is vorig jaar ook genomineerd voor de Vlaamse PhD Cup (finaliste 2022. Wauters is lid van de stuurgroep wetenschapscommunicatie van de KVAB en presenteert de uitreiking van de Vlaamse PhD Cup, nvdr). Dit was een zeer goede ervaring, waardoor zij nu in ons bestand zit. Ondanks de vele inspanningen om nieuwe en diverse stemmen te vinden, vallen we wel nog te vaak op dezelfde mensen terug in bepaalde disciplines. Dit heeft natuurlijk ook te maken met de snelheid van onze job, wat ik soms betreur. Als het snel moet gaan, doen we een beroep op sommige anciens die flexibel en bereikbaar zijn. Zij zullen desnoods zelfs even hun les onderbreken om op onze vragen te antwoorden.

KA: Voor de ramp in Turkije hebben we ook nog een andere geoloog geïnterviewd en zijn we op zoek gegaan naar een arts die gespecialiseerd is in rampengeneeskunde, die ons meer uitleg kan geven over het soort verwondingen dat een dergelijke catastrofe met zich meebrengt. Ook zijn we geïnteresseerd in de verhouding doden/gewonden. Dit nieuwsfeit heeft er dus toe geleid dat we bij verschillende wetenschapstakken te rade gaan. Evengoed brengen we nieuwsfeiten die zich voordoen in de wetenschappelijke wereld. Zo berichten we ook over de omstreden Gentse professor klinische psychologie Mattias Desmet, wiens boek nu ook uit de opleiding wordt geschrapt. Wetenschap ondergaat dezelfde selectiecriteria als andere sectoren. We brengen niet alleen maar Hosanna in de hoge.


 

In de grond kán iedere goede wetenschapper een eenvoudige boodschap overbrengen.

Welke rol speelt diversiteit in jullie zoektocht naar wetenschappers?

KW: Meestal verloopt die zoektocht heel organisch, maar we laten ons wel bewust leiden door de noodzaak aan diversiteit. Dit ligt in de lijn van het 50-50 project (wijst naar een affiche met deze cijfercombinatie). Het gaat om een initiatief van de BBC om de man-vrouwverhouding in de berichtgeving gelijk te trekken en op termijn naar het streefdoel 40-60 te brengen. Het wordt ook intern geturfd, aangezien het decretaal bepaald is. Zo krijgen we om de zoveel tijd een mailtje met een overzicht van de verhoudingen. De ene redactie krijgt dan bijvoorbeeld een pluim, terwijl een andere redactie te horen krijgt dat ze een tandje moet bijsteken. Intern is de nieuwsredactie gendermatig en cultureel divers (wat de interviewers bevestigen), maar onvoldoende naar buiten toe. ‘Daar moet nog een stevige tand bijgestoken worden’, weet ook Allaert. Evengoed botsen we vaak op de grenzen van diversiteit bij onze gesprekspartners, meent Wauters. Ik ging ooit een professor en zijn team in beeld brengen. Ik kwam binnen en zag dat het allemaal mannen waren... ‘Qua beeldvorming gaat dit niet goedkomen’, dacht ik toen. We ijveren er dus echt voor om eerst en vooral een vrouw aan de lijn te krijgen, wanneer we universiteiten of wetenschappelijke instellingen bellen. 

De afgelopen 10 jaar zet de wetenschappelijke wereld versterkt in op wetenschapscommunicatie. Allerhande trainingen worden aan jonge onderzoekers aangeboden. Merken jullie iets van die evolutie?

KA: Over het algemeen communiceren de wetenschappers die wij spreken echt goed. Het is immers niet zo evident. Wij verwachten van hen dat ze, vaak in gemakkelijk te monteren quotes, de essentie van hun onderzoek of van een probleem in 20 tot 30 seconden kunnen overbrengen. Dan moet je je als wetenschapper leren verzoenen met onvolledigheden. Door mijn focus op gezondheid interview ik natuurlijk vaak artsen en wetenschappers die opgeleid zijn om op heldere en eenvoudige wijze te communiceren met patiënten.

KW: In de grond kán iedere goede wetenschapper een eenvoudige boodschap overbrengen. Mensen die verdrinken in hun eigen woordenbrij zien het zelf ook niet echt helder (lacht). Wijlen Jean-Jacques Cassiman, bijvoorbeeld, kon heel helder communiceren. In 2018 ontving hij de loopbaanprijs van de KVAB en zei dat hij zijn beste idee kreeg toen hij voor een breed publiek sprak, aangezien hij toen pas besefte waar hij mee bezig was. Er zijn uiteraard ook altijd onderzoekers die niet graag op de voorgrond treden en de boot afhouden, maar dat respecteren we.


Hierbij aansluitend: hebben fervente twitteraar-wetenschappers en zij die hun doorbraken delen via Facebook en andere sociale media een voordeel om sneller gecontacteerd te worden?

KA: Doorgaans niet. Via Twitter krijgen we soms wel nieuwe informatie binnen, maar via andere sociale media werken we niet. Belangrijke kanalen voor ons zijn de communicatiediensten van de universiteiten en hogescholen. Onlangs maakte ik een stuk over de fysieke aspecten van cocaïneverslaving. Ik weet op dat moment heel gericht dat ik een neus-keel-oorarts nodig heb die bereid is wat toelichting én beelden te geven. Dan bel ik met de persdiensten van de universiteiten en dan komt dat wel goed.
 

Katty Allaert

Dit brengt ons bij een belangrijk aspect van dit gesprek: beeld. Wie beslist hoe en in welke setting wetenschappers in beeld komen, hetzij in de televisiestudio, hetzij op locatie (bijvoorbeeld in een wetenschappelijke context, zoals een lab of bibliotheek, of eerder in een huiselijke sfeer of de publieke ruimte)? Kunnen jullie ook de redenen toelichten waarom voor een specifieke setting wordt gekozen?

KA: Over de ruimtelijke setting wordt altijd nagedacht, maar soms moeten wij (vaak door tijdsdruk) opteren voor een pragmatische oplossing. Wanneer Van Gucht thuiswerkte omwille van de lockdown, dan interviewden we hem in zijn tuin, voor het kippenhok. Zo beschermen we in ieder geval zijn privacy. 

KW: Beeld is voor ons immers bijzonder belangrijk. Wij hebben beeld nódig. We vertellen een verhaal in beelden. Ooit brachten we het nieuws dat wetenschappers hadden ontdekt waarom een haan niet doof wordt van zijn eigen gekraai dat zo’n 140 decibels kan produceren (in 2018, nvdr). Kennelijk zouden zij in het binnenoor over een natuurlijk ingebouwde oorplug beschikken die dichtslaat wanneer ze kraaien. Wanneer je dat nieuws in beeld wilt brengen, heb je uiteraard hanen nodig en een beeld van hun binnenoor. Dan ga je in overleg met die wetenschappers over wat ze kunnen tonen en waar (bijvoorbeeld in hun lab). Wetenschappers lijken het soms moeilijk te hebben met het feit dat beeld voor ons broodnodig is. Ze associëren het doorgaans met een hang naar sensatie.
‘Maar dat is het niet;’ pikt Allaert resoluut in, ‘geen beeld, geen stuk’. In sommige gevallen kan onze zucht naar beeld clichématig overkomen en is dat zelfs bewust gezocht. Een brandweerman interviewen we met kostuum en helm voor een brandweerwagen. De werkcontext is deel van de geloofwaardigheid.

KW: Wanneer wetenschappers bijvoorbeeld nooit meer in hun lab komen (of er ook gewoon geen hebben), dan beelden we hen daar ook niet in af. Het moet waarheidsgetrouw blijven.
Allaert: We zijn wel niet geïnteresseerd in de mens achter de wetenschapper. Ik bedoel: we doen niet aan human interest. Een uitzonderlijk geval is wanneer een onderzoeker met pensioen gaat of bijvoorbeeld een carrièreprijs ontvangt. In alle andere gevallen zien we de wetenschapper puur als expert. Binnen de nieuwsdienst bestaat dan ook veel discussie over wetenschappers die plots in een spelletjesprogramma opduiken. 

Dit brengt ons bij een belangrijk aspect van dit gesprek: beeld. Wie beslist hoe en in welke setting wetenschappers in beeld komen, hetzij in de televisiestudio, hetzij op locatie (bijvoorbeeld in een wetenschappelijke context, zoals een lab of bibliotheek, of eerder in een huiselijke sfeer of de publieke ruimte)? Kunnen jullie ook de redenen toelichten waarom voor een specifieke setting wordt gekozen?

KA: Over de ruimtelijke setting wordt altijd nagedacht, maar soms moeten wij (vaak door tijdsdruk) opteren voor een pragmatische oplossing. Wanneer Van Gucht thuiswerkte omwille van de lockdown, dan interviewden we hem in zijn tuin, voor het kippenhok. Zo beschermen we in ieder geval zijn privacy. 

KW: Beeld is voor ons immers bijzonder belangrijk. Wij hebben beeld nódig. We vertellen een verhaal in beelden. Ooit brachten we het nieuws dat wetenschappers hadden ontdekt waarom een haan niet doof wordt van zijn eigen gekraai dat zo’n 140 decibels kan produceren (in 2018, nvdr). Kennelijk zouden zij in het binnenoor over een natuurlijk ingebouwde oorplug beschikken die dichtslaat wanneer ze kraaien. Wanneer je dat nieuws in beeld wilt brengen, heb je uiteraard hanen nodig en een beeld van hun binnenoor. Dan ga je in overleg met die wetenschappers over wat ze kunnen tonen en waar (bijvoorbeeld in hun lab). Wetenschappers lijken het soms moeilijk te hebben met het feit dat beeld voor ons broodnodig is. Ze associëren het doorgaans met een hang naar sensatie.
‘Maar dat is het niet;’ pikt Allaert resoluut in, ‘geen beeld, geen stuk’. In sommige gevallen kan onze zucht naar beeld clichématig overkomen en is dat zelfs bewust gezocht. Een brandweerman interviewen we met kostuum en helm voor een brandweerwagen. De werkcontext is deel van de geloofwaardigheid.

KW: Wanneer wetenschappers bijvoorbeeld nooit meer in hun lab komen (of er ook gewoon geen hebben), dan beelden we hen daar ook niet in af. Het moet waarheidsgetrouw blijven.
Allaert: We zijn wel niet geïnteresseerd in de mens achter de wetenschapper. Ik bedoel: we doen niet aan human interest. Een uitzonderlijk geval is wanneer een onderzoeker met pensioen gaat of bijvoorbeeld een carrièreprijs ontvangt. In alle andere gevallen zien we de wetenschapper puur als expert. Binnen de nieuwsdienst bestaat dan ook veel discussie over wetenschappers die plots in een spelletjesprogramma opduiken. 

Worden wetenschappers op voorhand attent gemaakt op de eventuele gevolgen van hun mediaoptredens en wordt hen begeleiding geboden, indien nodig? Dragen de media de verantwoordelijkheid bij problematische effecten als gevolg van mediaoptredens, bijvoorbeeld wanneer wetenschappers daardoor worden blootgesteld aan bedreigingen vanuit het bredere publiek, omdat de boodschap die ze brengen niet strookt met een bepaalde publieke opinie? 

KA: Ik voel me nooit verantwoordelijk voor wat dé media zeggen. Ik ben verantwoordelijk voor de nieuwsredactie en voor mijn eigen stuk, dat deontologisch in orde moet zijn.
KW: Als mensen zelf aangeven dat ze minder in beeld willen komen omdat ze te veel bagger over zich heen krijgen, respecteren we dat uiteraard, maar dat is hun keuze. Doorgaans zijn wetenschappers heel fijne mensen om mee samen te werken. We voelen ons als wetenschapsjournalisten echt wel bevoorrecht. Corona heeft die kwetsbaarheid van wetenschappers uiteraard op de spits gedreven, maar bedreigingen aan het adres van wetenschappers die wij in beeld brengen zijn eerder uitzonderlijk. Los daarvan willen we wetenschappers juist aansporen om veel meer op de voorgrond te treden. We hebben de indruk dat ze hun expertise vaak te nauw inschatten en te bescheiden zijn. Wetenschappers kunnen vanuit hun expertise een onderbouwde mening formuleren. We laten soms veel meer mensen aan het woord die geen onderbouwde mening hebben of een mening die niet op dezelfde expertise is geënt. Het klimaatprobleem is daar een mooi voorbeeld van. We laten politici ongeremd meningen spuien en allerhande oplossingen poneren zonder dat ze over een welbepaalde thematiek expertise hebben opgebouwd. Wetenschappers zouden hierin wél een grotere rol kunnen (en moeten) opnemen in het maatschappelijk debat. 

KA: Neem het voorbeeld van baby Pia en het dure geneesmiddel dat haar had moeten genezen. Dat was om evidente redenen een heel moeilijk en emotioneel debat. Wetenschappers durfden hun nek niet meer uitsteken en erop wijzen dat het geneesmiddel ook geen wondermiddel zou zijn. Uiteindelijk heb ik in het UZ Gent een jonge arts gevonden die dat in twee quotes durfde te doen. Dat is voor mij ook de rol van de wetenschappers in het publieke debat: af en toe eens de nek uitsteken.

 

Met deze oproep aan de verantwoordelijkheid van wetenschappers, en in het bijzonder aan de vrouwen in de academische wereld, sturen Allaert en Wouters ons het publieke veld in: treed meer naar buiten met onderzoek (bijvoorbeeld via de bestaande expertendatabank van de Vlaamse overheid). Je krijgt er sowieso veel voor terug, gaande van complimenten van de suikertante op het familiefeest, tot erkenning binnen en buiten jouw vakgebied, kansen op fondsenwerving en aandacht van beleidsmakers.